Sporten in het gespecialiseerd onderwijs: een uitdaging die loont
Bewegen en sporten in het gespecialiseerd onderwijs vraagt om een passende aanpak voor een brede doelgroep. Bewegen is voor hen van groot belang, om verschillende redenen. Met de juiste kennis en inzet is er wel veel mogelijk. Christa Rietberg, adviseur Speciaal Onderwijs bij KVLO en vakleerkrachten bewegingsonderwijs Simone Tang en Rob Fransen delen hun kennis en ervaring.
Het organiseren van een sportactiviteit voor leerlingen in het gespecialiseerd onderwijs is kort gezegd best ingewikkeld. De grootste uitdaging is het feit dat de doelgroep zeer uiteenlopend is. Wil je bewegen en sporten aanbieden, dan vraagt dit om meer dan het bedenken van een spel. Want is dat spel voor iedereen te begrijpen en uit te voeren?
Extra ondersteuning nodig
Alle leerlingen in het gespecialiseerd onderwijs hebben extra ondersteuning nodig, vertelt Christa Rietberg, adviseur Speciaal Onderwijs bij KVLO. “Bijvoorbeeld om naar de sportvereniging te gaan. Niet alleen de reis er naartoe, maar ook het daar zijn. De doelgroep is vaak niet zo groot, dus dan is een passende sport ook niet altijd in hun woonplaats te vinden.” Er zijn over het algemeen wel veel plekken die G-sport aanbieden, vertelt Rietberg. G-sport is de verzamelnaam voor alle sporten die je kan beoefenen als je een handicap hebt. “Sportverenigingen hebben dan een speciale groep voor deze kinderen, maar dit hangt erg van de vereniging af. De ene club regelt het zelf, de ander vindt het te ingewikkeld. Maar over het algemeen bewegen deze kinderen te weinig.”
Veel kinderen in het gespecialiseerd onderwijs (GO) bewegen helemaal niet, bijvoorbeeld omdat ze in een rolstoel zitten. “Terwijl de motivatie wel goed is, iedereen wil gymmen”, ziet Rietberg. “Ze genieten er ook echt van. Er is iemand nodig met kennis, maar ook affiniteit met de doelgroep om deze groep te laten bewegen.” Een kind met een verstandelijke beperking heeft vaak een motorische achterstand en kan meestal niet zelfstandig naar een sportclub of school fietsen. Bij een doof kind draait alles om het garanderen van veiligheid. “Deze kinderen hebben ook begeleiding nodig in het bewegen, ook bij het buitenspelen. Er kunnen wel mooie speeltoestellen staan, maar die passen niet altijd bij hun mogelijkheden.”
Onderzoek naar beweging in het gespecialiseerd onderwijs
De scholen voor gespecialiseerd onderwijs investeren veel in het aanbieden van bewegingsactiviteiten, bleek uit onderzoek dat het Mulier Instituut deed in 2020. Op 92 procent van de scholen voor gespecialiseerd basisonderwijs is een vakleerkracht actief bij lessen bewegingsonderwijs voor groep 3 tot en met 8. In het regulier basisonderwijs is dit bij 60 procent het geval. In het gespecialiseerd onderwijs zijn wekelijks 102 minuten ingeroosterd voor sportles, in het regulier onderwijs zijn dit 89 minuten. Vrijwel unaniem zijn de schoolleiders van mening dat de bewegingsactiviteiten zouden moeten worden aangepast aan het niveau van de kinderen. Het onderzoek laat ook zien dat 54 procent van de scholen in het gespecialiseerd onderwijs schoolzwemmen aanbiedt, tegenover 31 procent van de scholen in het regulier onderwijs.
Rustiger na bewegen
Deze leerlingen hebben sporten en bewegen echt nodig, ziet Simone Tang, vakleerkracht Bewegingsonderwijs bij Olivijn in Almere. “Stilzitten en cognitief bezig zijn, vraagt heel veel van ze. Ze hebben een uitlaatklep nodig. Ook omdat ze hun spieren moeten blijven trainen, omdat sommige leerlingen door hun medische achtergrond anders lichamelijk achteruit gaan. Ze hebben het sporten nodig voor hun beperking.” De school biedt extra gymlessen aan voor leerlingen die niet de hele dag in de klas kunnen zitten. “Als zij een half uur even bewegen, komen ze in de klas beter tot leren. We merken ook dat leerlingen bij de sportles even tot zichzelf kunnen komen. Er is een structuur voor ze gecreëerd, ze kunnen even bewegen en hun hoofd leegmaken en gaan dan weer opgeladen terug naar de les.”
Olivijn biedt gymles aan leerlingen uit cluster 3, legt Tang uit. “Ondanks de verschillende ziektebeelden, gymmen ZML-kinderen en mytyl-leerlingen gezamenlijk. We bieden een week lang dezelfde gymles en zorgen dat er voor elk niveau een passende activiteit is. Doen we een balanceeroefening, dan is er een optie voor goede bewegers, een bredere balk voor de andere leerlingen en een optie voor de rolstoel.”
Ontdekken van grenzen
Naast het bewegen, leert sport en spel de leerlingen nog veel meer, aldus Tang. “Het gaat ook over hiermee omgaan. Leren over winnen en verliezen, samenspelen, het ontdekken van grenzen en deze verleggen. Het lichaamsbewustzijn van deze kinderen is ook lager. Zeker buiten school is bewegen lastig voor ze, dat is heel jammer.”
De ouders van deze kinderen zijn het allerbelangrijkst bij het stimuleren van bewegen, aldus Rietberg. “Gaan ze naar een speeltuin of een sportvereniging? Of regelen ze iets voor hun kind? Er zijn ouders die G-sportteams trainen.” Vaak zijn ze erg zoekende in het begin, wat is er voor hun kind te doen? “In het gespecialiseerd onderwijs kan een vakleerkracht dan helpen, sommige gemeenten hebben een coördinator en ook de MEE-consulenten (zij bieden raad en daad aan iedereen met een beperking) kunnen hulp bieden.”
Onbekend maakt spannend
Er zit een groot gat op het gebied van sport en beweegparticipatie tussen het reguliere onderwijs en het gespecialiseerd onderwijs, ziet Rob Fransen, vakleerkracht bewegingsonderwijs en sportcoach bij Onderwijscentrum De Twijn in Zwolle.
Fransen en zijn vakcollega’s dragen zorg voor een ruim sport- en beweegaanbod voor hun leerlingen, buiten de reguliere lessen bewegingsonderwijs om. “Dat is vaak binnen schooltijd, want daar hebben wij regie op. Buiten schooltijd is het kind veelal afhankelijk van de inzet van ouders en verzorgers.” De Twijn biedt, al lang voordat dit verplicht is gesteld, twee keer per week bewegingsonderwijs aan hun leerlingen. Daarnaast organiseert de school ook zwemonderwijs en worden er diverse sportdagen en kampen georganiseerd.
Op pad
De school waar Fransen werkt doet zoveel als mogelijk is. Zo zijn ze recent met 28 rolstoelgebonden leerlingen naar het NJK Boccia in Hilversum gegaan. “We vinden het een enorme meerwaarde om zo met elkaar op pad te gaan en iets te beleven. Een zeilkamp, skikamp of een ander sportproject. Vorig jaar zijn we in pilot-vorm een samenwerking aangegaan met PEC Zwolle en hotel Lumen, waarbij leerlingen een rondleiding kregen in het stadion en een kookworkshop kregen van de kok van het hotel. Dat kon dankzij een regeling van Gezonde School.”
Deze regelingen helpen bij het bekostigen van dit soort dingen, maar het blijft een prijzige onderneming, aldus Fransen. “Een rolstoeltouringcar kost bijvoorbeeld al meer dan een normale touringcar en er kan maar 25 procent van de capaciteit gebruikt worden. Dat loopt al snel in de kosten.”
Doelen leren
De grootste uitdaging in het creëren van sportaanbod is volgens Tang om elke leerling een passende uitdaging te geven. “Je wil ze niet alleen bezighouden, maar ook doelen leren, helpen bij hun ontwikkeling. Het leerlingvolgsysteem dat we hebben, werkt heel goed hierbij.” Hierin is te zien wat een leerling een jaar geleden kon en hoe dit zich ontwikkeld heeft.
“Soms zien we een leerling achteruitgaan”, vertelt Tang. “Soms is dat door medische redenen, maar niet altijd. Dan proberen we te achterhalen waarom dit is. En ondertussen zijn we altijd bezig met het bijstellen van doelen en het aanpassen van de lessen. Alles om het aanbod passend te maken voor elke leerling.”
Ook aandacht voor bewegen en sport op jouw school?
Op de themapagina bewegen en sport lees je hoe je bewegen en sport op een blijvende manier kunt implementeren. Ook lees je hoe je een themacertificaat kunt behalen, zodat jouw school zich Gezonde School mag noemen.
Zoveel meer dan alleen skiën
Het doel is altijd om zoveel mogelijk dingen te borgen, vertelt Fransen. De vakgroep kijkt altijd naar de wensen en behoeften. “Een groot aantal leerlingen zal nooit in de gelegenheid komen om op skivakantie te gaan, daarom werd er een behoeftepeiling gedaan. Daar was veel animo voor. Er waren 58 ouders die aangaven dat hun zoon of dochter graag mee zou gaan als er een skikamp georganiseerd zou worden.” Financiën mogen nooit een belemmering zijn om een kind wel of niet mee te laten gaan. “Als dit lastig is voor ouders, dan gaan we met hen hierover in gesprek.”
Het resulteerde vorig jaar in een skikamp voor dertig leerlingen. In januari volgde een tweede editie, waar zeventig aanmeldingen voor kwamen. “We moeten wel een grens stellen in wat we kunnen dragen, het moet kwalitatief goed zijn. Dertig leerlingen is het maximale aantal. Uitgaande van een jaarlijks kamp zou het daarmee mogelijk zijn om elke leerling tijdens zijn of haar schoolloopbaan een keer mee te nemen.”
De school vroeg ouders om op papier te zetten wat het kamp voor hen en hun zoon of dochter betekent heeft, vertelt Fransen. “Als je dat leest, dan krijg je kippenvel en lopen de tranen over je wangen. Het is zoveel meer dan skiën. Ouders zien dat hun kind na terugkomst meer zelfstandig en zelfredzaam is dan daarvoor. Het is voor velen ook de eerste keer dat een kind van huis is, daardoor hebben ouders even meer tijd en aandacht voor de rest van het gezin.”
Draagvlak creëren
Fransen heeft regelmatig contact met de GGD-adviseur over de regelingen en mogelijke ondersteuning vanuit Gezonde School. Het ondersteuningsbudget biedt de scholen de mogelijkheid om dingen te organiseren. Fransen en Tang kunnen hiermee hun werk uitbreiden en verbeteren. Gebruik het om iets mogelijk te maken voor de kinderen, adviseert Fransen. “Zo’n samenwerking met PEC Zwolle, dat slaat aan bij leerlingen, ouders en collega’s.” Daarnaast wordt ingezet op het borgen, zodat de projecten blijven bestaan als de subsidie stopt. “We willen het op de begroting hebben en draagvlak creëren, dan hebben we iets moois om op voort te bouwen”, aldus Fransen.
Olivijn heeft inmiddels het certificaat Gezonde School behaald, vertelt Tang. Er is twee keer per week bewegingsonderwijs en een wekelijkse zwemles. “Dat willen we graag zo houden. Met de resultaten kunnen we aan de gemeente laten zien hoe belangrijk dit is.” De school zet zich in om verenigingen naar de school te halen en daar te huizen. “Op deze manier proberen we meer leerlingen aan het sporten te krijgen na schooltijd.” Er is in Almere een sportvereniging MOVE gecreëerd voor leerlingen met een ernstige meervoudige beperking. “Dit wordt ook op school aangeboden, waardoor er voor deze kinderen ook een vereniging is.”
KVLO-adviseur Rietberg is hoopvol over de toekomst, en ziet ook nog kansen liggen. “Ik zou graag zien dat verenigingen vaker scholen benaderen voor een naschools sportaanbod. Nu zie je dat leerlingen ergens naartoe moeten en afhankelijk zijn van ouders. Het aanbod in Almere biedt een mooie kans om leerlingen meer te laten bewegen. Het zou mooi zijn als dat in het hele land wordt opgepakt.”